DEZE WEBSITE IS EEN PUBLICATIE VAN STICHTING DE TRADITIE | |
|||
|
![]() ![]() ![]() |
Stichting De Traditie -
|
Cultureel
Erfgoed
|
|
|
Disclaimer & Copyright notice Home Bestuur | Doelstellingen Collectie MUSEUM-EXPO | SDT
Publicaties Woordenlijst
Funding
|
|
|
![]() |
![]() |
![]() |
|
|
|
|||
|
Nijmegen - Muziek |
Rondom de Groote of Sint
Stevenskerk
|
|
|
|
|
|||
|
naar Chronologisch Overzicht > > > > | 1931 ARIE PETERS - ORGANIST | ||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Op 21 oktober 1936 trad Arie Peters in dienst als organist van de Groote of Sint Stevenskerk te Nijmegen. Hij volgde daarmee zijn gerenommeerde voorganger Willem de Vries op tijdens een herdenkingsdienst ter gelegenheid van het 160-jarige bestaan van het orgel (Het Vaderland, 22 October 1936). Arie's eigenlijke orgelcarričre begon met een bespeling van het Witte-orgel* in de nieuw gebouwde Julianakerk te Utrecht in januari 1932, waar hij na zijn vertrek opgevolgd werd door Stoffel van Viegen (Wikipedia). Anders dan Willem de Vries was Arie Peters geen telg van een familie van organisten. Zijn vader was Sjouwerman. Voorafgaand aan zijn orgelspel in de Julianakerk zien wij dan ook het behalen van diploma's machineschrijven (1922), stenografie (1923), en boekhouden (1926), gevolgd door een dienstbetrekking bij de de Utrechtsche Brood- en Meelfabriek (1927). In 1927 verkrijgt hij het getuigschrift A voor Kerkorgelspel van de Nederlandsche Organisten Vereeniging. Orgellessen volgt hij bij zijn grote voorbeeld Domorganist H.F. Bos. Zijn volgende betrekking bij de Middenstandsvereniging eindigt in 1931 met eervol ontslag verleend op eigen verzoek. De schitterende orgels in de kerk, de koorzang, en het harmonium in de voorkamer, hadden hem inmiddels op een toekomst in de kerkmuziek gewezen. 1931 Is ook het jaar waarin de Julianakerk in gebruik werd genomen, en waarin Arie met zijn a Capella koor een uitvoering verzorgde in het gebouw van Kunsten en Wetenschappen in Utrecht. In 1932 vindt de eerste jaarvergadering plaats, omlijst met zang van o.a. Ali Witzel, sopraan. In 1933 verkrijgt Arie het Diploma A voor Kerk- en Concertspel van de Nederlandsche Organisten Vereeniging, en in 1938 het diploma B. In 1939 slaagt hij voor het examen Koorleider van de Koninklijke Bond Christelijke Zang- en Oratorium Vereeniging, en in 1941 voor het staatsexamen Muziek, het practisch pedagogisch diploma. Dan wordt het 22 februari 1944. Nijmegen wordt gebombardeerd door de gealiëerden. Meer dan 800 burgers komen om en de binnenstad wordt tot puin. Weg ook zijn beiaard en het prachtige König-orgel. Het wegvallen van beide instrumenten leidt tot diversificatie. In ieder geval orgelspel op kleinere orgels waar mogelijk, en lessen geven. Het orgel in het Centraal Gebouw van de Nederlands Hervormde Gemeente (hoek Bijleveldsingel-Hoogersstraat) wordt het vervangende instrument, gevolgd in 1950 door dat van de Opstandingskerk (hoek Kwakkenbergweg-Broerdijk). Muziekrecensies voor het Nijmeegs Dagblad, jureren bij concoursen van fanfarekorpsen, koorleiding, gastbespelingen op nog intacte beiaarden, begeleiding van de Beatrijs, en rouw- en trouwdiensten vullen het weggevallen inkomen aan. Pas in 1969 zijn kerk en orgel weer gerestaureerd en kan de karakteristieke zang van het König-orgel weer gehoord worden. De ingebruikname vond plaats op 19 september 1969; de eerste kerkdienst op 21 september 1969. |
|||
1936 ARIE PETERS - BEIAARDIER |
|
|||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Op 29 oktober 1936 (Benoeming tot klokkenist der Gemeente Nijmegen 1 november 1936) volgde zijn aanstelling als stadsklokkenist van de Stevenstoren in Nijmegen. De studie van het beiaardspel werd waarschijnlijk pas intensief beoefend na zijn aanstelling. Zijn schoonvader Carel Alexander Walhof - begaafd en nauwgezet meubelmaker - maakte een studieklavier voor hem, dat naar alle waarschijnlijkheid een copie was van de speeltafel van de beiaard in Nijmegen. Een stokkenklavier zonder geluid, dat wel. In zijn Nijmeegse studeerdamer stonden dus een piano, een harmonium, en een dummy stokkenklavier naast het bureau en de boekenkasten. Beiaardlessen kreeg hij van Jan Wagenaar uit Utrecht. Maar Staf Nees van de befaamde beiaardschool in Mechelen, waar hij zich in 1938 aanmeldde, leerde hem de beiaard te laten zingen. Bij zijn aanstelling volgde hij het voorbeeld van zijn voorganger door de laatste melodie die door Willem de Vries op de 'ton' was gezet vast te leggen voor het nageslacht (zie hiernaast). In het autoloze tijdperk moet het een flinke investering zijn geweest om vanuit Nijmegen beiaardlessen te nemen in Mechelen; maar kennelijk wist hij waar hij zijn voorbeeld moest zoeken. Omdat voor beiaard weinig muziek in druk verscheen, moesten veel bestaande muziekstukken bewerkt worden. Daarbij diende ook rekening gehouden te worden met de stemming van de klokken en met de specifieke omvang van de beiaarden. Een en ander resulteerde in een flink aantal muziekblaadjes die bij Arie door omgebogen ijzerdraadjes op de lessenaar van de beiaard gehouden werden. Vooralsnog werden door Stichting De Traditie meer dan 18.000 pagina's gedigitaliseerd. Wat in 1944 voor kerk en orgel gold, gold ook voor toren en beiaard. In Nijmegen was het voorlopig afgelopen. Dit werd na de bevrijding bevestigd door de brief van de gemeente waarin "Eervol ontslag per 1 oktober 1945" werd aangekondigd "tengevolge van de vernietiging van de toren van de St. Stevenskerk". Het herstel van de beiaard duurt voor Arie lang. In Haarlem komen inmiddels de plaatsen voor beiaard en orgel vacant. Sollicitaties volgen. Het orgel gaat zij neus voorbij, maar aanstelling tot beiaardier van de Bavo volgt in januari 1953. Maar ook de restauratie van de Nijmeegse Stevenstoren en beiaard blijkt voltooid te kunnen worden, zodat hij op 1 juli 1953, ook in Nijmegen weer wordt benoemd tot stadsbeiaardier. Het gaat dan weer beter met Nederland, zoals blijkt uit het opstellen van een functiebeschrijving in 1965, waarvoor hij tot zijn verbazing moet gaan tellen hoeveel traptreden hij beklimmen moet voor een beiaardbespeling, en bij welke temperaturen dat plaatsvindt. Zijn beiaardloopbaan wordt van 1960 tot 1969 nog verrijkt met het beiaardierschap van Cuijck. De beiaarden van Haarlem en Nijmegen blijft hij bespelen tot aan zijn pensioenleeftijd. Vermeldenswaard is wellicht dat de herbouwde toren uitwendig op de oude toren lijkt, maar inwendig drastisch vernieuwd is. Een inwendig betonskelet zorgt voor sterkte, en de trommel van het automatische speelwerk is vervangen door een draaiorgeldraaiboek van Perlee, dat elektromechanisch de klokken bedient. |
|||
|
||||
ARIE PETERS - LERAAR MUZIEKSCHOOL,
EN MEER |
||||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Arie's benoeming in Nijmegen ging gepaard met een aanstelling als leraar aan de muziekschool van de Maatschappij tot Bevordering van Toonkunst te Nijmegen. Tijdens de oorlogsjaren, in 1941, slaagde hij voor het staatsexamen muziek, het diploma piano L.O. Na de oorlog zien we hem vooral terug als leraar piano en orgel. Ook bracht hij de zanglessen van Anton Averkamp weer in de praktijk als koorleider en cantor-organist. Daarnaast vond hij tijd om muziekrecensies te schrijven voor het Nijmeegs Dagblad. Zijn belangstelling voor muziek blijkt zeer breed. Niet in de laatste plaats door zijn streven naar Haarlem te verhuizen en zijn inkomen daar aan te vullen met onderwijs in schoolmuziek. Een certificaat van het Nederlandsche Pijpersgilde noemt hem 'gediplomeerd leerling bamboefluit snijden en spelen'. Verrassend is zijn deelname aan de jurering van concoursen van muziekkorpsen in de jaren ' 50, hetgeen in overleg met (latere) majoor H.W.F. van Diepenbeek van de kapel van de Koninklijke Luchtmacht leidt tot compositie van een Felicitatiemars, |
|||
20220909 |
||||
|
|
|||
|
|
|